Na een jarenlang traject wijzigt vanaf 1 januari 2022 het bekostigingsmodel voor het voorgezet onderwijs (VO). De aanleiding voor deze wijziging is dat het huidige bekostigingsmodel van het VO wordt gezien als ingewikkeld, ondoorzichtig en onvoorspelbaar. Daarnaast zou het ook onbedoeld sturende prikkels bevatten. Het nieuwe bekostigingsmodel brengt hier verandering in. Hoewel het nieuwe bekostigingsmodel pas op 1 januari 2022 ingaat, is het nu al van belang om alert te zijn bij de leerlingentelling per 1 oktober 2021.
Van veel naar vier parameters
Het huidige bekostigingsmodel kent tientallen parameters die bepalend zijn voor de hoogte van de basisbekostiging. Deze forse hoeveelheid parameters is een belangrijk argument voor het aanpassen van het bekostigingsmodel. Daarom vormt het terugbrengen van het aantal parameters de kern van het nieuwe bekostigingsmodel. In het nieuwe bekostigingsmodel zijn nog maar vier parameters bepalend. Deze parameters zijn:
- Een gelijk bedrag voor alle onderbouwleerlingen en voor alle bovenbouwleerlingen in het vwo, havo, mavo en de gemengde leerweg in het vmbo.
- Een gelijk bedrag voor alle leerlingen in het praktijkonderwijs en de bovenbouwleerlingen in het vmbo (basis en kader).
- Een vast bedrag voor de hoofdvestiging van een school.
- Een vast bedrag voor de nevenvestiging(en) van een school.
Leerlingentelling blijft belangrijk
Het nieuwe bekostigingsmodel is gebaseerd op twee kostenbepalende elementen. Het eerste element is het type onderwijs dat de op de school aanwezige leerlingen volgen. Het tweede element is het aantal vestigingen waar een school onderwijs verzorgt.
Het eerste element bepaalt dat de leerlingentelling per 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het bekostigingsjaar ook in de nieuwe situatie van groot belang blijft. Twee van de vier parameters zijn immers afhankelijk van het aantal leerlingen op uw school. Het blijft bovendien belangrijk om het leerjaar en het type opleiding per leerling nauwkeurig te registreren in Magister.
Overgangsrecht en de leerlingentelling 2021
Elke wijziging in de verdeling van de beschikbare middelen voor de basisbekostiging kan leiden tot herverdeeleffecten. Naar verwachting zullen de meeste scholen te maken krijgen met een herverdeeleffect van ongeveer +3 tot -3 procent van de totale bekostiging. Om scholen in staat te stellen om deze effecten op te vangen, zijn twee tijdelijke overgangsmaatregelen opgenomen in de wetgeving.
De overgangsmaatregelen gaan uit van het herverdeeleffect dat éénmalig wordt bepaald door DUO. Deze bepaling vindt plaats op basis van de leerlingentelling van oktober 2021 en geldt voor de gehele duur van de overgangsperiode, welke, afhankelijk van de hoogte van het herverdeeleffect, vier of vijf jaar zal omvatten. Het herverdeeleffect kan positief of negatief zijn.
- Bij een positief herverdeeleffect zal de te ontvangen basisbekostiging op basis van de overgangsmaatregel geleidelijk worden verminderd met een percentage van het herverdeeleffect.
- Bij een negatief herverdeeleffect zal de te ontvangen basisbekostiging op basis van de overgangsmaatregel geleidelijk worden vermeerderd met een percentage van het herverdeeleffect.
Omdat deze eenmalige berekening van DUO enerzijds bepalend is voor de duur van de overgangsmaatregel en anderzijds ook van belang is voor de hoogte van de vermeerdering of vermindering van de basisbekostiging, is het extra belangrijk dat de leerlingentelling van oktober 2021 plaatsvindt met de correcte aantallen leerlingen. Onjuistheden in deze leerlingentelling werken immers nog jaren jaar door in uw basisbekostiging.